Open brief Kortrijk

Voor de zomerredactie van 2019, de start van het werkjaar bij Letterzetter Kortrijk, schreef Tine voor de opdracht ‘Open brief aan de stad’ een knipperlichtbrief.

 

 
Lieve,
Dag,
Beste,

K.,

Hoe lang zijn we nu getrouwd – negentien, twintig jaar? Kruipt het in uw kleren ondertussen? Hadt ge dingen anders willen doen?

Het gaat niet goed tussen ons. Gij leeft op zware voet terwijl ik de rem intrap. Onze auto is er een die zijn banden verslijt terwijl hij amper vooruit geraakt. Het was ooit anders: ik was te jong, ja, en verliefd genoeg om ons gebrek aan gelijkenissen aan de kant te schuiven. Misschien ben ik nu pas oud genoeg om te beseffen dat ge, zelfs met de jaren ervaring die we volwassenheid noemen, nooit de wijsheid in pacht hebt.

Er zijn anderen geweest, K. Probeersels.
G. was een flierefluiter, maar hij had onze warmte van vroeger. De belofte van veel gemeenschappelijke vrienden, ook. Het was heet die avond, en er was wijn, maar ik kon het niet. Ergens voelde het alsof uw grote broer tegen me aan stond te schurken en dat idee was zo misselijkmakend dat ik met de grootste heimwee weer bij u thuiskwam.

Net zo bij A., een zelfingenomen kerel wiens kop te vaak in de media opduikt. We zien elkaar soms nog, maar dat contact verloopt stroef en oppervlakkig. Geen partij voor een kind als ik.

Pas met L. ging het verder dan het gebruikelijke flirten. Ik gooi het maar op tafel, K.: het begon met een avond op café, maar werd al snel een week, een maand, een semester. Pas twee jaar later heb ik er een punt achter gezet. Ik denk dat gij het altijd geweten hebt, maar ge zweeg. Gij wist net als ik dat ik opnieuw naar huis zou verlangen.

Ondertussen zijn we vier jaar verder, maar gij voelde nooit meer echt als thuis. Er zijn stukken van mij bij die Probeersels gebleven en ik vraag me af of het geen tijd wordt om ook dit deel van mij los te laten. Om helemaal opnieuw te beginnen.

Ik zou uw voortdurende drang naar competitie niet missen. Noch uw adem na een wilde nacht. Uw agenda die met de mijne niet te rijmen valt. Uw overdaad aan enthousiasme. Uw meer, meer, meer die mijn minder uitbalanceert tot we samen weer op nul uitkomen.

Maar wat met uw volharding? Uw ingebouwde rust? Uw eeuwige honger naar schoonheid? Uw altijd anderen graag zien? Gij doet uw best. Daagt op. Probeert alles wat nieuw is. Zijt er altijd, overal.

Het mooie is dat het altijd weer morgen wordt.
We hoeven dus niet per se vandaag; er is tijd.
Maar als we kiezen, moeten we zeker zijn. Wat denkt ge?

Vorige
Vorige

Stadsecho

Volgende
Volgende

Altijd Kerstmis