Schrijven in Jeroen Meus’ keuken

© VRT

Toen ik als student schreef, kende ik geen herwerkrondes. Al mijn teksten hadden maar één versie. Waar ik ze schreef? In de keuken van Jeroen Meus.


 

Mijn broer liet zich onlangs ontvallen dat hij dacht dat een boek schrijven als volgt gaat:

  1. Je schrijft een verhaal.

  2. Je stuurt het naar je uitgever.

  3. Je uitgever legt die eerste versie in de boekhandel.

Godzijdank gaat het er niet zo aan toe.

Eerste versies sucken namelijk. Ze zitten vol plotgaten, vol onvolmaakte personages en - in mijn geval - vol g-/h-fouten (ja, ik ben een West-Vlaming en nee, ik wil hier niemand horen lachen). 

Eerste versies zijn meestal maar voor één ding goed: jezelf het verhaal vertellen. Dat is precies wat ik de voorbije maanden heb gedaan met Voor de nieuwe maan. Ontdekken hoe hoofdpersonage Bores precies van punt A naar punt B gaat en van daaruit naar punt C en punt D.

Die eerste versie heb ik uitgebreid met uitgever Julie besproken, die vragen stelde en opmerkingen gaf waardoor ik mijn personages beter leerde kennen en de verhaallijnen in detail snapte. Zo kan ik nu met een veel duidelijker beeld aan versie 2 werken, die begin september voor een nieuwe feedbackronde teruggaat naar Julie, inclusief een eerste versie van de flaptekst die ik binnenkort maar nu nog niet mag delen dus nog een klein beetje geduld. Ieee!

(Versie 2 gaat trouwens ook naar de illustrator die het verhaal dan voor de eerste keer gaat lezen en een eerste illustratie gaat maken en ik wil nu al zo graag zeggen wie het wordt maar ook hier nog efkes geduld want dat komt allemaal heel binnenkort. Dubbel ieee!)

Eerlijk, ik heb die manier van werken met versies ook moeten leren. Als student schreef ik een verhaal altijd in één keer van begin tot eind en daarna was het klaar. Tweede versies vond ik overbodig.

Ik denk dat dat vooral komt omdat ik toen vooral alles rond schrijven zo leuk vond, los van het schrijven zelf. Ik deed er echt álles aan om mij als een echte schrijver te gedragen.

In Leuven ging ik bijvoorbeeld elke vrije dinsdagnamiddag schrijven in De Dry Coppen, de gezelligste koffiebar/boekenwinkel ooit. De plankenvloer kraakte er onder je voeten, er stond een plakkerige suikerpot met een schenktuit op elke tafel en iedere dinsdag wenste ik dat er plaats was aan de lange houten tafel dicht bij het raam.

Er was geen betere plaats om je een schrijver te voelen. Beetje tikken op je laptop, mensen afluisteren die boeken kwamen kiezen en theatraal door het raam naar buiten staren. Zalig.

Pas later heb ik ontdekt dat de meeste schrijvers in hun kot schrijven omdat cappuccino’s buitenhuis stukken van mensen kosten en dat mensen in je buurt bijna even goede afleiding zijn als die magische uitstapjes naar de Carrefour tijdens de examens. #moveoverdisneyland

Mijn liefde voor tweede versies is er pas gekomen nadat De Dry Coppen verdween. In het pand waar ik deed alsof ik schrijver was, installeerde een Leuvense tv-kok zijn keuken. Jeroen Meus nam de boekenkasten weg, net als de plankenvloer en de plakkerige suikerpotten met hun schenktuiten. Hij zwaait nu enkel naar de mensen die ik voor dezelfde mooie prijs van nul flappen met veel plezier professioneel had willen afluisteren.

Het enige voordeel van Jeroens komst is dat ik nu tegen iedereen kan verkondigen dat ik ooit nog in Jeroen Meus’ keuken heb geschreven. Verhalen met BV’s in verkopen goed, vraag maar aan Dag Allemaal. Het Meus-verhaal is een bestseller. En geloof mij, dat verhaal is na dertig keer vertellen alleen maar beter geworden.


 
Tine Lefebvre

Als boeken in bomen zouden groeien, was Tine een boomknuffelaar geweest. Verslingerd aan taal sinds ze als kind werd voorgelezen, drinkt ze woorden alsof het de beste champagne ter wereld is. Ze werkt als communicatieverantwoordelijke in Kortrijk, is gek op haar kat-met-negen-levens Lou en gaat in haar dromen elke vrijdagavond op café met Michelle Obama, Jelle Cleymans en Austin Kleon.

Volgende
Volgende

3 lessen die schrijvers leren van Love Actually