Mementoboek 2021

In ‘Verdwalen’, het boek bij het Memento Woordfestival van Kortrijk in 2021, publiceerde Tine het kortverhaal ‘Genoeg begin voor een einde’.

 

 

Genoeg begin voor een einde

Aan haar voeten liggen vier lucifers. Afgestreken en weer uitgeblazen. De vijfde houdt ze in haar hand. Het is de laatste. De laatste met een intact rood kopje en de wrange belofte dat ze nog één keer zelf kan beslissen.
Haar ogen glijden over de lege kaders aan de muur. Ze had ze stuk voor stuk weer opgehangen nadat ze de foto’s eruit had gehaald. Daarna had ze met een vinger het stof eraf gewist. Eronder staat het tafeltje van haar grootvader, dat niet meer in hun auto past. Ook de salonset, en de boekenkast die Davit voor haar had gemaakt, blijven. Verderop, in de keuken die ze door het openstaande deurgat net kan zien, hangen haar pannen aan haakjes tegen de muur. Niemand zou ze ooit nog gebruiken om kruidige zjengalbroodjes te bakken.
Nairi weet dat haar buren minder moeite hadden met de lucifers. Zij hadden één houtje afgestreken en die recht in de brandversneller gegooid. Alsof een leven verwoesten een chronisch zeer is dat zo snel mogelijk van de baan moet.
Zo simpel is het niet. Dit is het huis waarin ze jaren liefdevol heeft samengeleefd. Met haar man, met wie ze in het bed onder het zolderraam sliep, dicht bijeen op de dagen dat het zo hard vroor dat ze vreesden dat hun druivenstokken het dat jaar niet zouden redden. Met haar kinderen, die elke avond rond de tafel driftig vragen stelden over grootmoeders pruik en het waarom van de wereld tot hun eten was gezakt en ze soezerig werden. Met haar zussen, die op zomeravonden vaak met hun witte plastic tuinstoelen de berg kwamen opgewandeld en de geur van geroosterd vlees en naar citrus geurende bloemen met zich meebrachten, om bij een ondergaande zon sigaretten te roken en het verhaal van Nairi’s geboorte met de nodige lachbuien voor de zoveelste keer te vertellen. Met Gradaran, de straathond die haar voeten altijd had warm gehouden.
Nairi raapt de rest van de lucifers op van de vloer. Ze klemt ze tussen haar tanden en giet het laatste restje benzine uit de jerrycan over het tapijt en de zetel. De gemarmerde regenboogvlek dijt uit over het kussen. Ze heeft de zoetscherpe geur altijd weten te appreciëren, maar deze keer ruikt die naar verraad.
Ze had die ochtend alle bedden opgemaakt en haar neus in de lakens gedrukt. De kleerkast van de kinderen had ze leeggemaakt, de inhoud ervan verdeeld over donkergrijze vuilniszakken. Een daarvan had ze blindelings uitgekozen en in de laadbak van hun pick-uptruck geladen. In de badkamer had ze de gordijnen gesloten, alsof er nog buren waren en hun bad nog eigenaars had die bespied konden worden.
Davit claxonneert vanop de oprit. Nairi ziet hem zo voor zich: met één hand gespannen rond het stuur geklemd, een elleboog tegen het raampje en het topje van zijn duim in zijn mond, kauwend op een los velletje. Hij was het huis uitgegaan zonder een laatste keer om te kijken. Zo hoopt hij zich enkel het beeld te herinneren van hoe het ervoor was.
“Mama, ik wil niet dat die anderen hier komen wonen,” klinkt het achter haar.
Alin houdt zich met haar handje vast aan de deurstijl. Nairi heeft haar niet horen binnenkomen. De toppen van Alins schoenen, mat van de modder, staan net voor de lijn waar de vloer van de woonkamer begint. Haar krullen, die Nairi die ochtend met zoveel precisie in een hoge knot had gedraaid, zijn losgeraakt en springen alle kanten op rond haar gezicht. Haar donkere ogen zoeken smekend om bevestiging. Wanneer had haar dochter wallen gekregen?
“Dat doen ze niet, liefje.”
Nairi steekt een hand uit naar haar dochter. Heel even twijfelt Alin. Uiteindelijk legt ze haar warme hand in die van haar moeder.
“Hou jij het doosje vast?” vraagt Nairi, die naast haar neerhurkt.
Ze geeft Alin het lege luciferdoosje en toont haar hoe ze het moet vasthouden. Alin houdt het ver voor zich uit, haar armpjes kaarsrecht en trillend. Nairi telt af. Op drie strijkt ze de laatste lucifer af. Het rode kopje ontbrandt sissend. De vlam die tevoorschijn komt, verlicht Alins gezicht op exact dezelfde manier als de kaarsjes op haar verjaardagstaart enkele weken geleden. Het kind dat voor haar staat ziet er veel ouder uit. Deze keer maakt ze geen aanstalten om de vlam uit te blazen.
Nairi houdt de vier andere lucifers tegen het brandende kopje. De vlam slaat niet meteen over. Het vuur likt al aan haar duim wanneer het zich eindelijk over de kopjes verspreidt en ze de lucifers op de zetel gooit. Uit de stof stijgt grijsblauwe rook op die stinkt naar gesmolten plastic en goedkoop parfum. De krant van gisteren, die ze over de kussens heeft verspreid, verkoolt in een razendsnel tempo. De haatdragende gezichten op de voorpagina krullen knisperend op in vergetelheid.
Na de zetel zetten de vlammen zich op de gordijnen en de onderkant van de boekenkast. Genoeg begin voor een einde. Nairi leidt Alin naar de auto, gespt haar vast op de achterbank naast haar twee broertjes en knikt zwijgend naar Davit. Hij start de motor en geeft gas.
Alle huizen in hun straat zijn verdwenen. Op sommige domeinen staat hooguit nog een muur recht of herinnert een zwartgeblakerde deurstijl aan het huis dat er vorige week nog stond. Nairi heeft hun buren niet meer gezien. Waar zij met haar gezin naartoe gaat, weet ze niet. Maar het houdt op met regenen van zodra ze het centrum van het dorp doorkruisen, haar thuis staat op wielen en Gradaran houdt haar voeten warm.

Vorige
Vorige

Stadsmagazine Kortrijk

Volgende
Volgende

Installatie Memento 2021